here is christophe denys
works : text : bio : exhibition views : contact :

Reculer pour mieux avancer

(n.a.v een atelierbezoek aan Christophe Denys, Koolskamp, 20 april 2010)

Een drietal jaar terug onderging de fundamentele geschilderde zoektocht van Christophe Denys een radicale coup de théatre. Tot op dat punt was zijn onderzoek geëvolueerd van geabstaheerde, kleine landschappen, tot een bijna geologische, quasi-abstracte benadering. Structuren met bollen en cirkels werden onderworpen aan sleet, oplossing door solventen, doorbloeding van verflagen en transparante afdekking. Het leek alsof hij de ruimtelijke idiomen van het landschap, zoals perspectief en horizon, voorgoed verlaten had, en binnendrong in de materie zelf. De schilderijen leken een aftasten van structuren en materialen, zoals schors, aardlagen, mineralen of gesteentes als porfier en graniet. Ik trakteerde zijn werk reeds op deze suggestieve associatie in een enkele woorden voor de expo “Close encounters”. Het is een gevaarlijk dwingende interpretatie om zijn oeuvre blijvend door een landschappelijke bril te zien, maar Christophe smoorde ze niet in de kiem, dus ik permitteer me de herhaling.

Vanaf 2007 sneeuwden de cirkels onder en deed het lijnstuk zijn intrede. Sindsdien domineren lange en korte rechte strepen zijn doeken, in een ongemeen rijke variatie van tussentonen en verschijningsvormen. Microscopie ruimde plaats voor macroscopie. De landschappen, als ik ze nog steeds zo mag duiden, werden een kijk in het zwerk, een kosmos. Hij plaatst de lijnen nu eens met de vrije hand, dan weer langs een lineaal of geleid door banen tape, waarmee hij zones afplakt. Ik keek geamuseerd naar een bol verwijderde tesa-tape in een verloren hoek van het nieuwe atelier. Christophe gaf aan hoe die methode een eigen leven is gaan leiden, hoe zelfs binnen dit door de industrie aangereikte medium variatie en improvisatie ontstond. De ene soort tape is de andere niet: sommige koopwaar geeft rafelige randen, andere blijft taaier kleven en laat een ander spoor na. Het is materiaal dat mee een schriftuur kan bepalen, het karakter van de lijn kan kruiden; een tool die hij min of meer bewust inzet, zoals de keuze voor een andere borstel of pigmentrijkere verf.

De doeken volgen elkaar snel op. Het zijn telkens weer kijkuitdagingen. Ze voeren de kijker naar een zalige aarzeling over welke beweging nu is ingezet. Soms heb je de indruk van implosie, van het terug samenkoeken van materie, elders lijken de lijnstukken je vanuit een ver punt aan te vliegen, als gelanceerd door een “big bang”. De paradox tussen het meetkundige, geregisseerde allure van de schilderijen en de irrationele, spelende manier waarop ze ontstaan is frappant. Christophe Denys vangt deze werken aan zonder vooropgezet plan, laat ze gaandeweg geboren worden. Of zoals hij zelf zegt: “Al schilderend vind ik het schilderij…”. Sommige doeken worden wel eens naar een hoek van het atelier verbannen, om later afgerond te worden of als ondergrond te dienen voor nieuw materiaal.

Deze schilderijen zijn teasers voor de reflex om elk geschilderd beeld terug te voeren naar een begin- of verdwijnpunt. Ik verdenk de schilder van het plaatsen van valstrikken voor dit vastgeroest kijkpatroon. Sinds de Italiaanse renaissance aan onze schilderkunst het geometrisch perspectief schonk, blijft dit een mentale matrijs voor westers kijken, alle experimenten van kubisme of abstractie ten spijt. De reden voor mijn wantrouwen zijn een bepaald soort zones die hij sinds enige tijd steeds bewuster inbouwt: fragmenten van een verschiet, verzamelingen van enkele lijnstukken die plots mooi in een perspectivisch gelid vallen. Hij laat ze achter op weloverwogen plaatsen, om ze in hetzelfde vlak om te keren of te doorsnijden, zodat opnieuw desoriëntatie optreedt. Geen perspectief als dusdanig, maar de herinnering eraan, de ruïne ervan, schrapnel van een ruimtelijke granaat… Ik zag onlangs, naar aanleiding van de aanhoudende herdenkingen, één van de apocalyptische foto’s van het WTC na 9/11. Tussen de wirwar van het “debris”, zoals dat in een mooi franco-Amerikaans heet, bleven enkele grotere vlakken van het stalen architectuurframe steken. Ik durf daarbij terugdenken aan deze doeken, gesterkt door de kunstenaar zelf, die zijn werk ooit bestempelde als “visuele terreur”. Of aan een veel mildere, eeuwen oudere parallel: de panelen van het renaissance-buitenbeentje Paolo Ucello. Hij moet zowat de enige geweest zijn, die het abstracte avontuur van de schilderkunst voorvoelde, al kort na de (her)ontdekking van het perspectief. De wijze waarop Ucello het fabelachtige strijdperk van de Slag om San Romano uitbeeldde, met een woud van opgeheven en elkaar kruisende lansen, zet de kijker op het verkeerde been. Perspectivisch heldere composities zijn het. Maar vlakverdeling, bonte kostumering en gelijke scherpte tussen voor- en achterplan brengen de kijker aan het duizelen.

Christophe Denys troonde me mee naar zijn nieuwe stek, een comfortabele kleine hangar voor landbouwwerktuigen, niet ver van zijn woonplaats in Koolskamp. Die nabijheid van zijn huidige atelier laat zich voelen in het werk. Er is meer tijd voor “recul”: een doek laten rusten, om het uren later opnieuw te zien en tot frisse beslissingen te komen. De helft van de ruimte werd tijdens de voorbije winterkou voorlopig afgeschermd door een transparant plastic. De schemering van de lange daglichten door dat vlies lijkt een prelude op het nieuwe werk.
De laatste resultaten van zijn ijver tonen twee nieuwe, interessante sporen. Er is een toename van de eerder genoemde lijnen met samenhang, vlakken zelfs. Ze stuwen de blik in een bepaalde richting. Het zijn tegelijk ook welkome rustpauzes in het drukke tekenverkeer, dat af en toe zelfs architecturaal wordt, zoals op de betere doeken van Sarah Morris.
Daarnaast liet de schilder hier en daar weer meer onbestemde processen toe: zones die uitrafelen of oplossen, vruchtbare ongelukken, onscherptes. Kleinere doeken met een beperkte inbreng van afgeplakte zones vertonen als fond een bijzonder rijk, waterig dégradé. De poëzie van het onaffe, het niet-gepolijste van zijn vroegere werk sluipt langs die poort opnieuw binnen in de composities. Waar de doeken overwegend wit blijven en donkere, fijne lijnen haperen of uitglijden over de grondlaag, herinneren ze zelfs aan Jules Lismonde, een zwaar onderschat figuur.

Het pleziert hoe Christophe Denys in zijn aanhoudende zoektocht lussen maakt en af en toe het pad van enkele jaren opnieuw kruist. Het zijn dit soort kortsluitingen in het circuit van schilderkunstige oplossingen, die vonken opleveren en waaruit nieuwe mogelijkheden geboren worden: reculer pour mieux avancer…


Frederik Van Laere